Verdiepingsbijeenkomst – Drie vensters: Parentificatie – Hester Lever

Het artikel “Drie vensters: Parentificatie” van Hester Lever

Hoe ga ik om met mijn ouder met (een vermoeden van) autisme? Hoe blijf ik trouw in dat contact aan mezelf? Hoe zorg ik daarin goed voor mezelf? Hoe begrens ik mij, ook als ik ervaar dat dat niet wordt begrepen of gewaardeerd aan de andere kant? En dit niet alleen in het contact met mijn ouders, ook in het contact met andere mensen met (een vermoeden van) autisme?

1. Het venster naar toen

Opgroeien in een gezin met (een vermoeden van) autisme kan betekenen dat niet aan basale behoeften is voldaan waar je als kind recht op had, behoeften als warmte, koestering, veiligheid, geborgenheid, geruststelling, troost, erkenning, gezonde grenzen, liefdevolle aandacht. De behoefte om als kind gezien te worden in wie je bent. Ruimte om je te kunnen ontplooien in je eigenheid. Niet dat je ouders je dit moedwillig niet gaven. Bijna alle ouders hebben de intentie een goede ouder te zijn en daarvoor alles te doen wat in hun vermogen ligt. Ze hebben een eigen verhaal, wat heeft gemaakt dat ze dit niet of beperkt konden geven, naast alles wat ze wel hebben gegeven. De impact voor deze volwassen kinderen beslaat een breed veld van geen of positieve invloed tot traumatische ervaringen.

In een emotioneel volwassen gezin geven de ouders vooral aan hun kinderen en ‘betalen’ die kinderen dat later terug door weer voor hun kinderen te zorgen of door bijvoorbeeld een maatschappelijke bijdrage te leveren.

In een gezin met autisme kan het zijn dat het kind voor de ouders gaat zorgen. Dit noemen we parentificatie. Dat geven hoeft niet per definitie schadelijk te zijn. Een kind is van nature een gevend kind. Als een kind in dat geven wordt gezien, erkend en begrensd, passend bij de leeftijd, dan verhoogt dat de zelfwaarde. Dit heet constructieve parentificatie.  

Staat een kind voortdurend afgestemd op de ouders en wordt het in zijn geven niet gezien dan heet dat destructieve parentificatie. Het kind zorgt of geeft daarmee aan de ouders en er wordt niet voorzien in zijn of haar eigen behoeften. Dit is uiterst pijnlijk voor een kind.

Om de pijn als kind te kunnen dragen van het niet ontvangen van een basic trust (basisvertrouwen) en basisbehoeften, ontwikkel je allerlei overlevingspatronen, afhankelijk wederom van de mate van pijn hierin, dit omdat de pijn anders als kind te overweldigend zou zijn geweest. Hier is dus sprake van een beschermingsmechanisme. Het overlevingsdeel is een noodmechanisme. Het verkleint de beleving van de traumatische ervaringen en het zorgt ervoor dat de overprikkeling weer afneemt tot normale proporties. De oorspronkelijke herinneringen worden versnipperd, ergens diep van binnen weggestopt en niet meer gevoeld. Deze worden opgeslagen in het onderbewuste zodat je in het hier en nu nog adequaat kunt handelen. Het deel zorgt ervoor dat je door kunt gaan met leven.

Het kan zijn dat je ouders zelf een verwond kind in zich droegen, waardoor ze niet in staat waren je te bieden wat je nodig had. Het kan zijn dat ze zelf niet hadden geleerd hoe ze emotioneel volwassen in het leven konden staan, hoe ze zelf hun verantwoordelijkheid voor hun eigen pijn en lijden op zich konden nemen. Onbewust kunnen ze geprobeerd hebben om hun behoeften bij jou te halen. Deze ouderlijke last is veel te zwaar voor jou als kind. Je kunt als kind ook niet de emotionele tekorten van een ouder op- of aanvullen. Je bent dus als kind machteloos. Dat kan een gevoel van tekortschieten geven. Het gevoel van falen kan leiden tot het ontwikkelen van depressieve gevoelens.

2. Het venster naar nu

In het contact met je ouders kan (onbewust) dit verwonde, geparentificeerde kind in je naar voren komen als een verlangen dat nog steeds in je leeft; een verlangen naar erkenning, bevestiging en geruststelling van je ouders. Je ervaart dan opnieuw de pijn dat je niet ontvangt wat je ten diepste verlangt. In het contact met je ouders kun je je bewegen tussen hoop en teleurstelling.

Loyaliteit speelt hierin ook een rol. Loyaliteit is er altijd: je kunt niet niet-loyaal zijn. Er zijn geen eenvoudige antwoorden hoe je (constructief) om kan gaan met je loyaliteit te midden van de problematiek en verwonding die er is. Het is wel belangrijk dit zijns-gegeven altijd mee te laten wegen in woorden en daden.

Ook in het contact met andere mensen, waarin je ervaart dat er geen verbondenheid is, of dat als zodanig voor jou voelt, kan dat je ‘oude’ pijn opnieuw activeren. Alle herinneringen, bewust en onbewust, liggen opgeslagen in je lichaam. Je lichaam herkent een overeenkomstige situatie van vroeger en zal bescherming en verdediging gaan activeren.

Als de pijn niet geïntegreerd wordt, dan gaat die een eigen leven leiden. Je ontkent en verdringt het trauma. Het deel waar het trauma in ligt opgeslagen wordt niet geleefd. Er is dan sprake van gestolde rouw. Door dit stolsel kan de liefde vanuit je hart naar jezelf en een ander niet vrij stromen en het leven niet voluit geleefd worden. De opgeslagen gestolde emoties kunnen leiden tot allerlei lichamelijke, psychische en psychosomatische klachten. Volwassen kinderen van een ouder met (een vermoeden van) autisme kunnen ervaren dat ze, wanneer ze hiervoor hulp gaan zoeken, zich (opnieuw) niet begrepen voelen. Gelukkig wint meer bekendheid met deze problematiek (heel) geleidelijk meer terrein.

3. Het venster naar straks

Je innerlijk kind kan gedeeltelijk samenvallen met je traumadeel. Het wakker maken of ontdooien van dit deel moet met zorg en liefde gebeuren. Je innerlijk kind moet ervaren dat er voldoende veiligheid en vertrouwen is, omdat er sprake kan zijn van heftige emoties als wantrouwen, angst, boosheid, wrok, schuld en schaamte. Die moeten gedragen kunnen worden. Het moet genoeg veiligheid ervaren om zich te laten dragen. Dit innerlijk kind draagt niet alleen het lijden, maar heeft ook wijsheid, intuïtie, liefde, het vermogen tot vertrouwen, creativiteit en levensvreugde. Hier ontmoet je naast al je tranen hoop. Het lijden in je leven kan het gezonde deel, dat nog altijd in je aanwezig is, wakker schudden, met het verlangen dat het verantwoordelijkheid gaat nemen om de volledige levensenergie te kunnen laten stromen als een geïntegreerd, authentiek mens.

Het overlevingsdeel kan zich hebben opgesplitst in meerdere delen, doordat er verschillende overlevingsstrategieën ontwikkeld waren. De overlevingsstrategieën dienden als poortwachters om het innerlijk kind te beschermen voor meer of nieuwe pijn. Ze hebben hun werk uitstekend gedaan. We erkennen en bedanken hen elke keer opnieuw voor de zorgdragende rol die ze hebben vervuld. Ze geven deze taak niet zomaar op. Ze moeten werkelijk zien dat het gezonde deel, met steunpilaren om zich heen, zelf het innerlijk kind met tederheid kan dragen, koesteren en gerichte aandacht kan geven.

Wanneer je te snel de diepte ingaat bij het verwonde innerlijk kind zullen de overlevingsdelen direct actief worden. Iedereen mag in dit proces zijn eigen tempo bepalen. De impact is immers zo uiteenlopend. Daar moet je niet over oordelen. Het kan een innerlijke keus zijn om gehoor te willen gaan geven aan het gezonde deel in je dat zijn verantwoordelijkheid wil gaan dragen voor de integratie of heling van je verwonde kind(deel of delen). Je kunt het gezonde deel in je voeden en versterken door zoveel mogelijk bewust in het ‘nu’ te leven.

Een goed gevoed, gezond deel is essentieel. Ga met je aandacht naar je voeten als je loopt, naar je handen als je de afwas doet, naar je kopje thee als je die drinkt. Adem een aantal keren per dag bewust door je buik. Op die manier breng je hoofd en hart weer dichter bij elkaar. Merk je dat hierdoor (te) veel verdriet of pijn vrijkomt, stop dan en zoek zo nodig hulp.  

Het is belangrijk dat je in je zelfzorg, in het mededogen naar jezelf, praktische tools hebt zodat je, wanneer een kind- of traumadeel wordt getriggerd, dit kunt herkennen, het kunt dragen en het uit kunt houden. Je weet je hierbij gesteund vanuit je gezonde volwassen deel en/of vraagt om hulp bij een ander of een Hogere Macht. Zo kun je het geruststellen en met liefde omgeven. Dit maakt dat je je niet langer onmachtig voelt maar juist sturing aan je leven kunt geven.

Aanvullingen

1. Waarin zou je in je huidige leven het geparentificeerde kind met zijn overleefstrategieën kunnen herkennen?

Kenmerken die lotgenoten aangeven: een laag zelfbeeld, onzekerheid, niet weten wat je wilt, moeilijk sturing aan je leven kunnen geven, moeilijk grenzen aan kunnen geven, moeite met je stem laten horen, moeite met confrontaties, veel in je hoofd zitten, moeilijk verbinding kunnen maken met je lichaam, gestolde of overvloedige emoties, mokken of mopperen, je afgewezen voelen, je minderwaardig voelen, zelfkritiek of een oordelende houding, perfectionisme en faalangst, niet kwetsbaar kunnen of willen zijn, schaamte, schuldgevoelens, een ander op afstand houden, niet afhankelijk willen zijn, depressieve klachten, gemakkelijker kunnen geven dan ontvangen, angst voor nieuwe uitdagingen, eenzaamheid, stress, moeilijk om anderen te kunnen vertrouwen… 

Je ontwikkelt ook bijzondere kwaliteiten door je geschiedenis. Een paar voorbeelden daarvan zijn (die misschien soms wel en soms niet voor je opgaan, afhankelijk van de situatie en hoe jij je voelt):

Je kunt goed verbindend werken, je kunt goed sfeer proeven, goed voelen of mensen congruent zijn, je bescheiden opstellen zonder dat het ten koste gaat van jezelf (dat laatste is belangrijk omdat het anders een valkuil kan zijn) , daadwerkelijke interesse tonen voor een ander, attent zijn, goed kunnen visualiseren, dapper, moedig, groot doorzettingsvermogen, genieten van lummel-tijd of alleen-tijd, sterke intuïtie, je lichaam verstaan als een innerlijk kompas…vul gerust hier verder aan.

2. Triggers waardoor je ‘verdediging’ geactiveerd kan worden

Voorbeelden van triggers zijn: dominantie, gemis aan verbondenheid en wederkerigheid, feedback, iemand die niet reageert op bijvoorbeeld mail of app, iemand met een ‘slachtoffer houding’, woede of agressie, manipulatie, onbegrepen voelen, het idee dat er niet goed naar je geluisterd wordt, onrechtvaardigheid…vul gerust ook hier verder aan.

Vragen

  • Heb je vragen over wat je hebt gelezen? Wil je hier iets over delen?
  • Welke kenmerken herken jij in je leven? Kun je daarin liefdevol met jezelf omgaan? Hoe doe je dat? Welke kwaliteiten herken je of wil je zelf benoemen?
  • Welke triggers herken jij in je leven? Heb je praktische tips en tools om te delen die helpend kunnen zijn voor een ander hoe je hiermee omgaat?
  • Heb je tips hoe je goed voor jezelf (en je innerlijk kind) kan zorgen? Hoe geef je dat zelf vorm?

Enkele praktische tips in het contact met je ouders

  • Helpend is de bewustwording van je innerlijke dynamiek
  • Wees niet langer op zoek naar erkenning bij je ouders of anderen
  • Je bent meer kwetsbaar als je moe bent
  • Voel je weerzin = over je grenzen gaan
  • Bevoel tijdsduur en plaats: kijk waar je invloed kunt hebben op de condities.
  • Teleurstelling/niet aan verwachtingen voldoen is niet jouw verantwoordelijkheid
  • Een doe-activiteit
  • Regelmatig ‘naar de wc’
  • Buikademhaling
  • Veel water drinken: vloeit overprikkeling af
  • Zelfzorg na afloop.       

Tenslotte

Heb jij zelf nog tips die je kan doorgeven?

Verslag van de bijeenkomst

Verdiepingsbijeenkomst met Hester Lever op 19 maart 2022

Hester had de deelnemers gevraagd om als voorbereiding op de bijeenkomst haar stuk “Drie vensters: Parentificatie” te lezen (hierboven).

Parentificatie staat centraal in het leven van veel lotgenoten. Hester legde eerst nog eens uit wat dit begrip inhoudt. Daarna volgde een kringgesprek waaraan allen deelnamen en Hester vaak “woorden gaf” aan wat men ervoer.

Parentificatie

Ieder mens heeft een verhaal dat hem maakt tot wie hij is en ieder mens voelt zich gehoord als hij zijn verhaal kan delen. Veel partners van een ouder met autisme hebben een eigen rugzak, staan zelf in de overleefmodus en kunnen daardoor moeilijk omgaan met emoties. Zodoende staan beide ouders in zo’n gezin onvoldoende open voor het verhaal van hun kind.

Wederkerigheid bevestigt je in je zijn. Voordat een kind kan praten hebben we het dus over non-verbale wederkerigheid die een kind nodig heeft. En uitgesproken daar schort het aan in een gezin met een autistische ouder. Als kind voel je je niet gehoord en je verhaal stolt als het ware binnen in jou, met als gevolg een afname van je levensenergie. Het “stroomt” niet meer vanbinnen.

Met constateren van dit feit ben je er niet. Je kunt niet simpelweg beslissen om het weer te laten stromen, daar is meer voor nodig. Want wat is er gebeurd?

Omdat je je niet gehoord voelde, ben je gaan zoeken naar een manier om wèl de aandacht van je ouder te krijgen. Je natuurlijke neiging om liefde te geven aan je ouder ga je inzetten uit zelfbehoud: “als ik maar …., dan ziet mijn ouder wel naar mij om”. Kinderen kunnen daar heel ver in gaan.

Het leidt er vaak toe dat je als volwassene continu “in de geefmodus” staat; je voldoet alsmaar aan de behoeften van de ander, ook al komt er niks terug van de ander. Om zichzelf te beschermen tegen die teleurstelling zijn velen van ons slecht geworden in het ontvangen van waardering en omdat je je niet gesteund voelde, heb je al jong geleerd om het allemaal maar zelf uit te zoeken en niet meer afhankelijk te willen zijn. De meesten van ons zijn heel zelfstandig. Andere lotgenoten kiezen voor verzet en belanden in de rebel-modus.

Bij een ouder met autisme is er een vergrote kans op overprikkeling en stress, wat vaak leidt tot een verminderde empathie en grillig gedrag. Maar voor een kind is juist consistent gedrag belangrijk, het moet kunnen weten waar het aan toe is en zich veilig kunnen voelen (bij ouders die al jong een diagnose kregen en getraind werden om beter om te gaan met overprikkeling speelt dit minder).

Een relatie met een partner met autisme is vaak een bron van spanning en dat voelt een kind. Velen zijn gaan proberen om de relatie tussen hun ouders te fiksen. Als kind maak je je dan verantwoordelijk voor het welzijn van je ouders, terwijl het juist de ouders zouden moeten zijn die zich verantwoordelijk voelen voor het welzijn van hun kind. De rollen worden omgedraaid, en er ontstaat parentificatie. Op zich hoeft dat niet verkeerd te zijn, maar er moet wel een gezonde balans blijven tussen geven en ontvangen. Zo niet, dan kan het de ontwikkeling van je eigenheid belemmeren: destructieve parentificatie. Bij een dictatuur, waarin het kind niet zozeer uit loyaliteit, maar veeleer uit zelfbehoud zichzelf geweld aan doet, is ook sprake van parentificatie. Het kind probeert ook hier te voldoen aan de eisen van de ouder.

Een kind is van nature loyaal naar zijn ouders, het kan niet niet-loyaal zijn. Daar is op zich niets mis mee. Het gaat echter fout als loyaliteit naar de ene ouder inhoudt dat je deloyaal moet zijn naar de andere ouder (dit kan ook spelen als de ouders niet gescheiden zijn!). Er is dan sprake van gespleten loyaliteit, een van de meest schadelijke gevolgen van parentificatie.

Chronische destructieve parentificatie is een vorm van misbruik. Het kind ziet zich gedwongen om zichzelf chronisch geweld aan te doen.

Deparentificatie

Om te kunnen helen, je te kunnen bevrijden van de parentificatie en een eigen identiteit te ontwikkelen als volwassene is het nodig om eerst te begrijpen hoe het is ontstaan en welke strategie je als kind hebt gebruikt om te overleven.

Ontwikkeling van een eigen identiteit als volwassene: (WIE BEN IK?)

Bij onze geboorte bezitten wij een eigen identiteit, die in een gezonde situatie de kans krijgt zich tijdens onze jeugd te ontplooien. Ouders spiegelen hun kind: ze benoemen de emoties die het kind ervaart (ik zie dat je boos bent), hoe je met die emotie om kunt gaan en benoemen ook de emoties die het kind bij anderen oproept (wat lief van je dat je…). De ouders geven het kind als het ware de taal om zichzelf te begrijpen, zodat het geen brei van gevoelens blijft waar het niks mee kan.

Wij werden echter niet bevestigd in onze identiteit en hadden bovendien geen referentiekader voor wat normaal is binnen een gezin. Binnen in ons bevindt zich daardoor een verborgen identiteit die zich niet laat kennen. In ons zit een verweesd, verwaarloosd kind dat verlangt naar onvoorwaardelijke liefde. Niet omdat onze ouders het fout bedoelden, maar als gevolg van het autisme. Dat verweesde gevoel moet eerst een taal hebben; je moet kunnen benoemen wat voor spiegel er in je jeugd is geweest, hoe de spiegel die je auti-ouder, respectievelijk je overspannen ouder, je voorhield een vervormd beeld heeft getoond van wie je bent.

Je moet ook gaan zien welke sterke eigenschap je hebt ingezet om met de situatie om te gaan (een eigenschap die je dus al bezat!). Dat kan zijn de primaire kwaliteit tot zorgen, die je te groot bent gaan inzetten omdat je ouders dat niet begrensden. Of sensitiviteit (wordt hypersensitiviteit). Of optimisme (wordt “het zonnetje in huis” spelen), of vrolijkheid (wordt de clown uithangen), of eigenzinnigheid (wordt rebellie, het zwarte schaap). Binnen een gezin krijg je zo een bepaalde rol, die gebaseerd is op een kernkwaliteit van je.

Wat je moet gaan leren is om je alsnog te laten spiegelen door anderen, zodat je herkent: “O, blijkbaar ben ik zo”. Hiervoor is nodig dat je anderen durft te vertrouwen en dat je je kwetsbaar durft op te stellen. Je kunt niet je eigen spiegel zijn, je hebt er contact met een ander voor nodig. Vervolgens is het zaak om je teruggevonden kernkwaliteiten terug te brengen tot gezonde proporties.

Wat vaak ook speelt is dat je als kind belemmerd werd in je spel (heb je niks beters te doen, rommel, lawaai, enz). Dat belemmert je in je creativiteit. Immers lummeltijd, stiltetijd, even uit de situatie treden, brengt je tot zelfexpressie en vertelt je iets over je eigenheid.

Een andere manier om je kernkwaliteiten te ontdekken is door je af te vragen wat je leuk vindt, waar je energie van krijgt.

De kunst is om je kernkwaliteiten op een gezonde manier te gaan inzetten, dwz zonder jezelf op te offeren, maar congruent met je hart.

In het contact met je ouders:

Soms kun je er toch voor kiezen om een rol te vervullen en dat hoeft, mits je daarbij innerlijk in contact blijft met jezelf, niet verkeerd te zijn. Bijvoorbeeld: “Hoe gaat het?” Antwoord: ”Goed” (ook al gaat het helemaal niet goed). Uit zelfzorg voorkom je zo dat de ouder zich er mee gaat bemoeien. Je onkwetsbaar opstellen tegenover je ouder is een vorm van masochisme en helpt je niet verder. Voorkom dat je vanuit je gekwetste kind het contact aangaat met je ouder (je krijgt toch niet wat je komt halen). Volwassen gedrag in dit geval is dat je de feiten onder ogen ziet en je ermee verzoent. Het maakt dat je ouders zich niet onder druk gezet voelen en meer ontspannen zullen reageren, ook al gaat het gesprek misschien alleen over koetjes en kalfjes. Het heeft geen zin om de waardering die je zoekt bij hen te willen halen. Je zult dat in je eigen omgeving moeten zoeken.

In het geval van twee moeilijke ouders kun je ervoor kiezen om het contact te beperken tot een tegelijk. En als je merkt dat je het contact met jezelf aan het verliezen bent, kun je zorgen voor een time out door naar de wc te gaan (desnoods ieder kwartier). Bedenk daarbij dat jij niet in je eentje verantwoordelijk bent voor hoe het contact verloopt. Maar toch: wéér moet je dan jezelf opvangen, en dat doet zeer.

Naar volgende generaties:

Op emotioneel gebied sta je na je jeugd “in het rood”: je hebt vooral gegeven en niet ontvangen. Als je niet uitkijkt, ga je het vervolgens van een ander verlangen en daarmee zet je het onrecht voort. Er zit niet veel anders op dan te proberen dat zo min mogelijk te doen. Dat is hard werken, en wordt door anderen vaak niet gezien en gewaardeerd, maar je kunt er zelf wel voldoening uit halen. En je geeft een positief voorbeeld aan de mensen om je heen: je kinderen, broers en zussen, enz. Je roeit met korte riemen: negatieve rekening, geen goed voorbeeld gehad, maar je roeit wel. Waardeer jezelf daarvoor. Het duurt vaak meerdere generaties om je van de last van het verleden te bevrijden.

Medelijden tegenover compassie, vergeving tegenover ontschuldigen

Medelijden zet iemand in de slachtofferrol. Compassie daarentegen is een gezonde kracht. Het laat het probleem bij de eigenaar.

Je kunt iemand pas vergeven als hij inziet wat er fout was en hij om vergeving vraagt. Onze ouder snapt niet wat hij fout doet en volhardt er bovendien vaak in. Vergeven is niet de oplossing voor ons, al wordt dat vaak gesuggereerd. Maar we moeten wel verder kunnen met ons leven. Voor ontschuldigen heb je de ander niet nodig, terwijl het je wel helpt om uit de slachtofferrol te blijven. Het kan je helpen om de feiten te aanvaarden en om mededogen (compassie) te gaan voelen. Jezelf toestaan om te rouwen om wat er ontbrak is ook een manier om niet in de slachtofferrol te eindigen.

Je losmaken van je jeugd geeft naast vrijheid ook kracht: je kunt je eigen keuzes maken, hoeft niet meer aan andermans (voor)oordelen te voldoen.

Bejaarde ouder

Het kan zijn dat je gevoelens naar je ouders milder worden als ze op leeftijd raken. De rollen draaien om: je ervaart ze meer als patiënt en je neemt pijnlijk gedrag minder serieus, het raakt je minder. Sommigen ervaren zelfs af en toe een sprankje waardering van hun ouder in deze fase. Beschouw dat als kostbaar kleinood, dat het gemis iets kleiner maakt. Het blijft wel zaak om je grenzen te bewaken, ook al kan de ouder zich daartegen verzetten. Uit zelfbescherming/plichtsbesef dan maar kiezen om aan de verwachtingen te voldoen (en dus een rol op je te nemen), is op de langere termijn geen oplossing. Het gaat immers ten koste van jezelf. Een aantal deelnemers ervoer bij het overlijden van hun ouder niet zozeer rouw als wel opluchting.

Hulpverlening

Velen hebben de ervaring niet begrepen te worden door de hulpverlening (de bron van het probleem wordt niet herkend, met verkeerde conclusies tot gevolg). Bovendien moet therapie tegenwoordig kort en efficiënt zijn en is er weinig ruimte voor een langdurig traject.

Wat je kunt doen is: op zoek gaan naar een hulpverlener die goed bekend is met het probleem van emotionele verwaarlozing.

Daarnaast kun je steun vinden bij lotgenoten, zij hebben weinig woorden nodig om je te begrijpen. Gehoord en gezien worden is helend. Zoek naar wat jou helpt, ook al is het (te) weinig. Troost je met de gedachte dat elk stukje erkenning al helend is, hoe klein het ook is.

Denk niet dat een therapeut het voor je op kan lossen. Een therapeut kan je hooguit op weg helpen om jezelf te helen.

Nare gevoelens

Eenzaamheid, woede, verdriet, enz. willen de ruimte zodat ze beleefd kunnen worden. Geef ze die ruimte en laat ze “uitwoeden”. Wees niet bang dat ze nooit meer ophouden, want ze doven altijd na enige tijd uit. Accepteer dat je die gevoelens hebt, erken dat ze geheel terecht waren en druk ze niet weg (dat is het gedrag van vroeger). Probeer ze te benoemen en vraag je af “wat voor moeder heb ik nu nodig”? Wees dan in gedachten die moeder voor jezelf (be your own mother). Elke keer stuit je weer op een nieuwe laag, het is als het afpellen van een ui.

Behoudende kerkelijke kringen

Een deelnemer vroeg zich af of er meer lotgenoten waren die waren opgegroeid in een zeer behoudend kerkelijk milieu. Hij suggereerde dat zijn autistische ouder daar de zekerheden vond waar hij behoefte aan had. In deze groep lotgenoten waren ze er niet, maar volgens Hester tref je in die kringen wel meer mensen met autisme aan. De combinatie van zowel een streng geloof als autisme bij de ouder(s) kan voor een kind extra moeilijk zijn.

Hadden onze ouders ons niet op de wereld mogen zetten?

Onze ouders hadden destijds geen besef van hun autisme. Het ouderschap en de gevolgen is hen min of meer overkomen. Nu, voor mensen mèt een diagnose, is dat anders: zij kunnen weten dat ze op emotioneel gebied tekort zullen schieten en dat er maatregelen nodig zullen zijn om dat te compenseren.